Wat ik als moeder allemaal niet weet
Als je op alle vragen die je kinderen je stellen een antwoord weet en zij zouden die antwoorden onthouden, dan zouden je kinderen wanneer ze volwassen zijn een database vol informatie zijn. Elke dag word ik gebombardeerd met vragen en als ik er een kwart van kan beantwoorden, dan is dat veel. Zo vroeg mijn zoon mij laatst wat sterker is: de zon of de wind. Probeer dan maar eens uit te leggen dat het over twee verschillende krachten gaat, die je niet met elkaar kan vergelijken. Of waarom een vis in het water leeft en wij niet. In kindertaal uitleggen dat wij longen hebben en een vis kieuwen en dat dat anders werkt is meer een antwoord op waarin wij verschillen, maar niet waarom wij dan op het land leven en niet in de zee.
Door simpele kindervragen word je er zelf soms pijnlijk van bewust hoe weinig je eigenlijk weet. Kinderen willen precies weten hoe iets zit en niet ongeveer, dus ze nemen met een ‘ongeveer’ antwoord dan ook geen genoegen. Zo kwam ons gesprek laatst op kwallen. Iedereen weet wel wat een kwal is: zo’n hard glibberig beest dat je altijd aangespoeld op het strand ziet liggen en waar je, als je pech hebt, in zee mee botst en waar je bij wijze van begroeting door gestoken wordt. Maar weet iedereen ook hoe pijnlijk een steek is, hoe een kwal gebouwd is, waar hij leeft en hoe lang hij op het droge kan overleven? Ik niet in ieder geval en mijn kinderen ook (nog) niet, maar ze willen het wel graag weten. Dat blijkt uit het volgende gesprek:
– ‘Mam, hoe diep is de zee?’ (Al meteen een moeilijke vraag; want hoe diep is de zee eigenlijk?)
– ‘Nou, dat hangt er vanaf waar je bent. Als je vlak bij het strand bent is het nog niet diep, maar hoe verder je van het strand afgaat, hoe dieper het wordt.
– ‘Heb je daar ook kwallen?’
– ‘Daar kan je ook kwallen hebben.’ (let op het woordje ‘kan’. Al direct een teken dat je het niet zeker weet.)
– ‘Maar heb je meer kwallen als je dieper komt?’
– ‘Nou, je hebt vast niet overal kwallen en het is niet altijd zo dat als je dieper komt dat je dan meer kwallen hebt.’ (Een antwoord dat al gebaseerd is op aannames, want eigenlijk kan ik niet met honderd procent zekerheid zeggen of je midden op de oceaan wel of geen kwallen hebt).
– ‘En als een kwal je steekt, ga je dan dood?’
– ‘Meestal niet, maar er zijn kwallen waar je van de steek wel dood kan gaan. Dat is de kubuskwal en die heb je in Australië. In Nederland heb je geen kwallen waar je dood aan kan gaan. (Eindelijk een vraag waar ik het antwoord op weet en dat weet ik dan ook alleen maar omdat we in Australië op vakantie zijn geweest, anders had ik vast gezegd dat je er niet dood aan kan gaan.)
– ‘Wat voel je als een kwal je steekt?’
– ‘Het jeukt een beetje.’ (Alweer een aanname.)
– ‘Hoe lang jeukt het?
– Stilte. Ik heb dus geen flauw benul.
– ‘Tien minuten?”
– ‘Nou, ik denk eerder een half uur.’
– ‘Jeukt het honderd dagen?’
– ‘Nee, niet zo lang.’ (En alweer een aanname.)
– ‘Ik bedoel, als een kwal honderd dagen op het strand ligt, jeukt het dan nog als je erop gaat staan?’
– ‘Na honderd dagen op het strand is de kwal wel dood.’
– ‘Maar jeuken de tentakels dan nog, als de kwal dood is?’
– ‘Ik denk het niet.’
– ‘Heeft een kwal bloed?’
– ‘Nee’ (en alweer een aanname. Ik ga er voor 99% van uit dat ik goed zit, maar durf er geen 100% van te maken)
– ‘Heeft een kwal water in zijn lichaam?’
– ‘Ik denk het wel, wij mensen bestaan tenslotte ook voor meer dan de helft uit water.’
– ‘Jeukt het minder als je maar met één tentakel gestoken wordt?’
– Ik zucht: ‘Ik denk het wel, maar ik weet het niet zeker. Ik ben nog nooit door een kwal gestoken, dus ik weet het niet.’
Zo, het hoge woord is eruit. Mama is niet alles wetend en zal dat duidelijk ook nooit worden….
*Uitgelichte foto van vrouw door Luis Molinero \ Shutterstock